Het ethisch/esthetische in verpleegkundige zorgpraktijken
Volgens Ludwig Wittgenstein waren ethiek en esthetiek één en hetzelfde. Beide gebieden moeten het uiteindelijk geheel en al hebben van individuele ervaringen, en daarin verschillen esthetische in de kern niet van ethische oordelen. Uitspraken over het Goede en het Schoone zijn voor Wittgenstein nooit een uitdrukking van feitenkennis, waardoor ze voor de filosofie uiteindelijk van geen interesse zijn.
Dat het Goede en het Schoone zich nauw tot elkaar verhouden en aan elkaar verwant zijn, is op zichzelf geen nieuwe gedachte. In de metafysica van Plato (wat een totaal andere aanvliegroute tot het vraagstuk is dan die van Wittgenstein) vormen deze twee immers, samen met het Ware, de belangrijkste vormen van zijn welbekende ideeënwereld.
Ook de stoïcijnen – in hun visie op levenskunst – stelden het Goede en het Schoone aan elkaar gelijk. Wat Goed is, is ook mooi en wat mooi is, is goed. De mens die deugdzaamheid voorop stelt in wat hij doet, is daarin ook aantrekkelijk, spreekt aan, is een lichtend voorbeeld in de kunst het leven vorm te geven.
Vandaag de dag wordt eerder zelden nog gewezen op die intrinsieke verbondenheid van goed en schoon. De ethiek en de esthetica hebben zich beide ontwikkeld tot zelfstandige disciplines: de ethiek richt zich doorgaans vooral op toepassingsgebieden als bijvoorbeeld de gezondheidszorg, politiek, wetenschap of technologie, en de esthetica op de bestaande veelheid aan kunstvormen en -uitingen.
Zo is in de – nog relatief jonge – verpleegkundige ethiek feitelijk geheel geen aandacht voor de esthetische aspecten van het werk dat verpleegkundigen doen.
Wat gek is als je beseft hoe lichamelijk het werk van verpleegkundigen is, en hoezeer in alledaagse zorgpraktijken gebruik wordt gemaakt van (allesbehalve waardevrije) waarnemingen en observaties… en er (tussen de regels door) voortdurend wordt gereageerd op indrukken, zintuiglijke oordelen worden geveld, en meer of minder breed gedeelde voorkeuren en smaken zeker niet ontbreken.
Exactheid, heelheid, perfectie, vitaliteit, vermogen, beschadiging en herstel, leefstijl, copingstijl, communicatiestijl, motivering, kleur, vorm, mechanismen van beweging en rust, aantrekking en afstoting, functionaliteit, wilskracht, streven, vermijden, karakter, gevoel voor timing en voor plaats, &c…
Vanuit praktisch oogpunt zou dit soort woorden een mooie opening kunnen zijn voor een genuanceerd gesprek met verpleegkundigen (en verzorgenden); een dialoog over hun dagelijks werk – altijd een werken met en aan mensen -, waarin ideeën, overtuigingen en waarden van cruciaal belang zijn, maar het vormen en vasthouden daarvan nu eenmaal erg lastig kan zijn.